Nieuwe wetgeving op komst

Waarom kunnen wij de asoverblijfselen pas na een maand ophalen bij het crematorium?

Dit is een van de vragen die ik vaak krijg van nabestaanden. In vroeger tijden was dit met name om mensen tijd te geven om na te denken over de asbestemming.
Tegenwoordig is dat vaak al bij leven aangegeven door de overledene of is het al besproken tijdens de gesprekken die ik met de nabestaanden heb voorafgaand aan de uitvaart.

In de uitvaartbranche is er veel veranderd. De uitvaart is voor velen een bespreekbaar onderwerp geworden. Waarbij duurzaamheid ook belangrijk is, er zijn inmiddels gelukkig al vele mogelijkheden. Daar zal ik een volgende keer wat meer over vertellen

Deze ontwikkelingen maken dat we tegen de grenzen van de huidige wetgeving aanlopen. Daarop is de branche in gesprek gegaan met de minister en de verwachting is dat dit jaar de
wetgeving aangepast wordt.

ZO ZIJN ER DE VOLGENDE VOORSTELLEN GEDAAN;

  • Laat de nabestaanden de asoverblijfselen zo snel als mogelijk is, ophalen.
  • Toestaan van nieuwe vormen, naast cremeren of begraven, zoals resomeren of composteren.
  • Sta in speciale situaties toe dat er samen begraven of gecremeerd mag worden, bijvoorbeeld wanneer moeder en kind overlijden in het kraambed.
  • Sta toe dat overledenen eerder begraven mogen worden bij bijvoorbeeld de Joodse of Islamitische geloofstraditie
  • Stop met het gebruik van het woord “lijk” op gemeentelijke formulieren, vervang dit door een ander woord

Daarnaast is inmiddels ook de informatie voorziening vanuit de overheid verbeterd. Zij hebben een website gemaakt om nabestaanden te helpen:

www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/overlijden

Hier kunt u veel informatie vinden over uiteenlopende onderwerpen die te maken hebben met de uitvaart en het nalatenschap.

Uiteraard kunt u ons ook benaderen als u vragen heeft of een van gedachte wilt wisselen over de mogelijkheden bij de uitvaart of het afscheid.

*ook verschenen in ’t Gooi Bruist editie juli 2020

Allerzielen

Allerzielen (het feest van alle zielen) is de dag waarop in de rooms-katholieke kerk alle gelovige zielen van gestorvenen worden herdacht.

Het feest wordt sinds de twaalfde eeuw op 2 november gevierd op de dag na Allerheiligen. Het is een dag waarop wordt gebeden voor de zielen van alle doden.

Een oud gebruik is, om naar het kerkhof van vrienden en familie te gaan om bloemen te plaatsen, kaarsen op te steken en te bidden. In België worden bijvoorbeeld grote potten met Chrysanten op graven geplaatst.

Tegenwoordig worden ook buiten de kerk, op en rond 2 november herdenkingsavonden georganiseerd. Een gelegenheid om, met elkaar, dierbaren te herdenken.

Welke vieringen en herdenkingen zijn er dit jaar zoal in de regio;

1 november

Lichtjesavond op de Noorderbegraafplaats in Hilversum. Het thema dit jaar is “Loslaten en Vasthouden” Het begint om 19:30 uur.

2 november

In Blaricum is op 2 november in de R.K. St. Vituskerk de Allerzielenviering vanaf 19:00 uur. Er wordt gestart met het bidden van de rozenkrans om 19:00 uur en de mis zelf start vervolgens om 19:15 uur.

In Laren vindt de Allerzielenviering plaats in de St. Jans Basiliek.

9 november

Op 9 november wordt op begraafplaats De Woensberg de jaarlijkse herdenkingsavond georganiseerd. De Historische Kring Blaricum zal daar beeldmateriaal tonen van gedenkwaardige overledenen.

In Memoriam avond Blaricum
In Memoriam avond Blaricum
Lichtjesavond Noorderbegraafplaats Hilversum
Lichtjesavond 1 november 2018

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Familie Vos 100 jaar koster in Blaricum

Dit artikel is overgenomen uit De Zaaijer, parochieblad van de RK Vitusparochie Blaricum
editie september/oktober 2014

Familie Vos 100 jaar kosterOp 11 april 2014 was het honderd jaar geleden dat de opa van Henny Vos de taak van koster van de Sint Vitus Blaricum op zich heeft genomen. De toenmalige kosteres onder pastoor Snelting, mw. Puijk, was ontslagen nadat zij tijdens het Lof het altaar op kroop om de lekkende kaars uit te blazen. Sindsdien is het kosterschap van vader op zoon doorgegeven en is onze Henny nu al de “3e generatie” Vos die koster is.

Henny werd op 15 juli 1945 geboren op de Venenweg, waar de familie al sinds het begin van de eeuw woont. Op jonge leeftijd was al duidelijk dat hij in de voetsporen van zijn vader en opa zou treden. Toep opa Vos in 1937 na 23 jaar kosterschap plotseling overleed, nam vader Vos de taken over. Hij heeft dit maar liefst 43 jaar volgehouden, zij het in de laatste jaren samen met Henny (van 1977 tot 1984), die toen nog een zogenaamde weekendkoster was. De taak van koster was tot in de jaren zestig een fulltime job. Dat is nu niet meer zo, maar Henny heeft nog werk genoeg: kaarsen en hosties bestellen, bloemen schikken, kazuifels laten stomen, collectes bijhouden, wierook aansteken, misdienaars en acolieten instrueren, het luiden van de klokken (vroeger met de hand, tegenwoordig elektrisch) Ook het onderhoud van de tuin en de begraafplaats brengt veel werk met zich mee.

Vanaf jonge leeftijd was het de bedoeling dat alle elf kinderen van het gezin Vos meehielpen met de kerkschoonmaak. Elke vrijdag tussen de middag werden er laatjes gepoetst, vloeren geveegd, kelken gesopt en wanneer er niemand keek, zelfs “pastoortje” gespeeld. De pastorietuin behoorde tevens tot het territorium van de kinderen en op de begraafplaats werd er verstoppertje gespeeld. Tijdens de verschillende missen werden de misboekjes verkocht, kortom het hele gezin was betrokken bij de taken van vader. Ook ooms en tantes werden ingeschakeld. Zo is er de anekdote van tante Aal die bij het poetsen van de banken zo kwistig was met het gebruik van bijenwas, dat men na afloop van het kerkbezoek thuis de kleding in de was moest gooien. Diezelfde tante Aal heeft ook een keer de klokken geluid om aandacht te trekken, nadat ze per ongeluk was opgesloten in de kerk. Oom Gerard maakte elke nieuwe pastoor wegwijs in de parochie, omdat hij van iedereen in het dorp wel de familiegeschiedenis kende.

In de jaren 40-50 kende men nog het verschil in uitvaartklassen. Bij de eerste klas uitvaart kon met vragen om zwarte lopers, zwarte gordijnen en zwarte linten om de kaarsen. Henny vertelt dat zijn vader dan zei: “als ze nog meer zwart willen, dan kan ik desnoods mijn gezicht nog zwart maken”.

Behalve koster was Henny ook grafdelver en begrafenisondernemer. Op negenjarige leeftijd heeft hij al met de hand zijn eerste graf gegraven! Tegenwoordig gebeurt dit met een graafmachientje. Zijn dochter Valance heeft de taken van haar vader als begrafenisondernemer dit jaar overgenomen.

Wij hopen dat we als parochiegemeenschap ook het volgende lustrum met de familie Vos kunnen vieren.

 

Uit: Parochieblad De Zaaijer van de RK Vitusparochie Blaricum, editie September/oktober 2014

Vitus Parochieblad de Zaaijer sept 2014
Familie Vos 100 jaar Koster

Hei & Wei: ‘Een eeuw lang, één familie in dezelfde branche werkzaam’

 ‘Een eeuw lang, één familie in dezelfde branche werkzaam’

door Frans Ruijter

Soms lopen bepaalde tradities in een familie één of twee generaties door. Bij de familie Vos, inderdaad die van de koster, stapt nu de vierde generatie in de voetsporen van die familietraditie, en wel in de uitvaartverzorging. In een gesprek met vader Henny en dochter Valance Vos wordt alles duidelijk.

De overgrootvader van Valance, Jaap Vos, begon op 10 april 1914 als koster bij de Blaricumse Vituskerk. Dat was nog onder pastoor B.J. Snelting. Hij werd dan ook al heel snel ‘Jaap de Koster’ genoemd in Blaricum. Hij verzorgde ook de uitvaarten bij de kerk. In 1922 werd hij als ‘nachtwacht’ (maakte in de nacht zijn ronde door het dorp, nu zullen we zeggen ‘buurtpreventie’) en‘aanspreker’ (vaak betrof dit het melden van overlijdensberichten aan familie en bekenden) aangesteld. Op 16 juli 1937 overleed Jaap de koster na drieëntwintig jaar zijn vak te hebben uitgevoerd. Jaap was getrouwd met Petronella Rokenbrand, zij kregen twaalf kinderen.

Lammert de koster
Lammert was de derde in de rij van twaalf kinderen en geboren op 16 augustus 1906. Hij hielp zijn vader van kinds af aan al mee in de kerk. Het verbaasde dan ook niemand dat Lammert op 1 januari 1938 werd benoemd als opvolger van zijn overleden vader. Nu onder de legendarische pastoor Jongerius. Op 7 januari 1963 werd hij voor zijn zilveren ambtsjubileum gehuldigd. Lammert kreeg als dank voor zijn werk een (zwart-wit) televisie aangeboden van de parochie. Dat was in die tijd een geweldig cadeau. Lammert kreeg ook steeds meer met de uitvaartbranche te maken. Zijn geweldige mensenkennis en het feit dat hij exact wist hoe familieverbanden in elkaar staken, zorgde ervoor dat hij ‘geknipt’ was voor dit werk. Lammert was een begrip in het dorp.

Henny de koster
Lammert trouwde op 23 augustus 1938 met de tien jaar jongere Anna Gebbeken. Zij kwam uit Emmen en werkte als huishoudster op de pastorie. Je zou kunnen spreken van een ‘bedrijfshuwelijk’. Zij kregen elf kinderen. De geschiedenis herhaalde zich, want ook hier kwam een zoon van de koster, in dat geval Henny, al jong zijn vader helpen. Al mag niet onvermeld blijven dat het hele gezin van Lammert als het nodig was bereid was om te helpen. Net voor de Tweede Wereldoorlog werd Lammert gemobiliseerd en nam zijn broer Henk de honneurs van de uitvaarten waar. In de jaren zestig begon Henny zijn vader steeds meer bij te staan, vooral met bloemversiering (Lammert was allergisch voor chrysanten) en het delven van de graven. Op  1 januari 1977 werd Henny ‘weekend-koster’ en Lammert deed het kosterswerk doordeweeks. In 1981 nam Lammert helemaal afscheid. Naast een Koninklijke onderscheiding werd hij begiftigd met de pauselijke onderscheiding Pro Ecclesia et Pontifice voor 43 jaar trouwe dienst. Lammert overleed op 12 december 1982.

Valance Vos uitvaartverzorging
Naast het vele werk als koster, was Henny al sinds 1981 uitvaartleider voor de St. Vitusparochie. De eisen werden echter van hogerhand steeds scherper gesteld zodat hij genoodzaakt was zich eerst aan te sluiten bij uitvaartonderneming ‘Barbara’ en later bij ‘Van Vuure’. Toen op 21 oktober 2009 een zus van Henny, Femia, plotseling overleed (zij was pas 57 jaar) werd er aan de dochter van Henny, Valance, gevraagd of zij deze uitvaart wilde leiden. ‘Ja’ was snel gezegd, maar het daadwerkelijk doen kost veel meer moeite. Maar Valance deed het en had er een heel goed gevoel aan overgehouden. Zij was tot 2012 werkzaam als projectleider in de ICT-branche, maar dat werk gaf haar niet meer die voldoening die ze nodig had om er met genoeg ambitie in werkzaam te blijven. Zij wilde meer met mensen werken en daar wat voor betekenen. Valance ging een ‘snuffelstage’ lopen bij Van Vuure. Afgelopen jaar volgde zij de cursus tot uitvaartleider, met een extra opleiding voor verzorging. Zij kreeg al snel de bevestiging dat dit was wat ze graag wilde. Namelijk iets voor de mensen betekenen in een tijd dat zij het moeilijk hebben. Dit betekent dat Valance de vierde generatie Vos is in de uitvaartbranche. Op de vraag van wat er is veranderd in de jaren, antwoordden zowel vader Henny als dochter Valance: ‘De mensen zijn mondiger, er is veel meer mogelijk en de laatste zorg verdient alle aandacht, want je kunt het niet meer overdoen.’

Wij van hei & wei wensen Valance alle succes toe met het dankbare werk. Wilt u meer weten, kijk dan op www.vosuitvaart.nl of mail naar vvos@vosuitvaart.nl.

 

Bron: Hei & Wei 453, 29 augustus 2014

www.heienwei.nl

 

Hei en Wei 100 jaar Koster en Uitvaart Blaricum familie Vos
Artikel Hei & Wei 453

Interview Jacob Vos 25 jaar nachtwacht

22 november 1935

BLARICUM. Vrijdag a.s. is het, zoals we reeds kort meldden, 25 jaar geleden, dat de bekende Blaricummer Jacob Vos werd aangesteld tot Nachtwacht. Een kwart-eeuw heeft hij “Blaricum bij nacht” meegemaakt en een ieder, die wel eens laat thuiskomt, kent de korte gedrongen gestalte van Vos den Nachtwacht, gehuld veelal in een groote cape en naast zich een flinke politiehond, die den baas op zijn surveillance vergezelt.

We hebben met Jacob Vos eens een praatje gemaakt voor ons blad en hem daartoe opgezocht in zijn aardige woning aan den Veenweg, “het huisje van de kerk”. We troffen het, want dien dag was juist vrouw Vos, die van zichzelf Petronella Rokebrand heet, jarig. De groote kamer zal vol volk, waaronder we opmerkten de echtgenoote van wethouder Calis uit Laren, die een volle nicht van vrouw Vos bleek te zijn.

Er ging min of meer een hoera’tje op, toen we binnenkwamen, want langzamerhand weet ieder wel in Laren en Blaricum dat als de redacteur van “De Bel” verschijnt, er het een en ander in de courant moet. Allerlei grappen werden er op het a.s. jubileum van den echtgenoot van de jarige gemaakt en we verdwenen dan ook maar met Jacob Vos naar een zijkamertje, waar we wat rustiger met hem konden praten.

– Dus Vrijdag bent u 25 jaar aan de gemeente?

– “Dat is te zeggen” antwoordde Vos: op 22 november 1910 ben ik aangesteld; maar op 10 december ben ik beëdigd. Wat nu precies mijn jubileumdag is, 22 December of 10 December, dat weet ik niet.

– Laten we het dan maar op uw aanstellingsdag houden.

– Mijn is ’t best.

– U bent een echte Blaricummer niet waar? Hier geboren en getogen?

– Ik ben een zoon van Jan Vos en Mietje van der Veen. Als jongen ben ik in het boerenbedrijf geweest en heb ik allerlei werk gedaan. Ik heb gewerkt aan de zeewering, zoowel als op de vroegere suikerfabriek, Die nu de Chemische fabriek is in Naarden. Daar ben ik zes jaar geweest. Eigenlijk heb ik vanalles gedaan; ook bij de boeren gewerkt en allerlei rommelderij. Een tijd heb ik ook nog met paard en wagen karnemelk gevent in Hilversum.

– U maakte vroeger zeker heele dagen, zoals nu heele nachten?

– Vroeger was er geen tijd van beginnen en geen tijd van uitscheiden. Je begon als het dag werd en je schee uit als het donker werd. We wisten niet anders.

– Hoe bent U eigenlijk aan de functie van nachtwacht gekomen?

– Dat zal ik U zeggen. U weet wel, Burgemeester Boddens Hosang, dien ik altijd nog met het grootste respect en met de beste gevoelens herdenk, heeft mij hier aangesteld. Hij was een door en door goeie man die geen “arremoei” kon zien. Als hij een arm mensch tegenkwam op straat, trachtte hij er werk voor te vinden of gaf hem wat.

Op een goeden dag had ik eens wat voor hem gedaan. Toen zei hij tegen me: Jacob Vos, als je eens wat voor de gemeente te doen wilt hebben, dan zeg je het maar!

Nou, ik zeg: Burgemeester, als ik ’t dan maar zeggen mag, hebt u niet een nachtwacht noodig?

– En?

[gdlr_quote align=”center” ]Je bent al benoemd![/gdlr_quote]

– “Je bent al benoemd” zei de Burgemeester en zóó werd ik nachtwacht.

– En is het goed bevallen?

– Best, maar als ik geweten had wat er allemaal aan vast zat, dan had ik het niet gedaan! Nou zouden ze me er niet meer voor krijgen! Ik moest er ook allerlei werk bijdoen. Van 11 uur ’s avonds tot 4 uur op pad; des middags den straatverlichting verzorgen; dat waren toen nog olielampen, die heel wat bewerkelijker waren als de tegenwoordige electrische lampen. Daar worden er nog wel eens van gestolen; ze klimmen in de mast en weg is de electrische lamp. Van de week nog een geval op de Pastoor de Saeyerweg.

– Kon U goed tegen dat “nachtbraken?”

– Nooit geen last gehad! Ik ben nog nooit ziek geweest en ik kan “merakels goed eten ook”.

– Hebt U het wel eens hard te verantwoorden gehad op het oorlogspad?

– Dat valt nogal mee. Maar U begrijpt ik kan niet alles vertellen dat U het in de courant zet! Er is nog zoiets als een ambtsgeheim. Als ik eens aan het praten zou gaan (hier lachte de nachtwacht veelbeteekenend) dan zou u wel een geheele jaargang van “De Bel” vol kunnen schrijven.

– Vroeger toch wel eens handgemeen geweest met de Huizers op het Paviljoen?

– Neen, dat was maar een uitzondering. Dat liep wel los. Maar weet u waar ik “zeer van heb gehad?”

– Nou?

– Dat ik dien kerkdief van een paar jaar geleden niet op heeterdaad heb kunnen betrappen. Ik ben in de buurt geweest, maar ik heb niets gemerkt. Een jaar of vijftien geleden heb ik er eens een

[gdlr_quote align=”center” ]Van den toren gehaald[/gdlr_quote]

’s Avonds om half negen, het was al geheel donker, trof ik hem aan boven in den toren. Hij beweerde van het uitzicht te willen genieten maar daar was het al veel te donker voor. Ik heb hem gefouilleerd, doch bevond geen inbrekerswerktuigen op hem. Alleen later op het oude raadhuis, vonden we nog een klein bijltje in zijn achterzak; dat was vlijmscherp en kennelijk pas aangezet. Ik had vóór den man uit geloopen en later heb ik wel eens gedacht “als hij me toch eens met dat bijltje een tik op m’n hoofd had gegeven, dan had ik toch niet veel meer te zeggen gehad.” We konden hem niets maken, maar dat hij het op het offerblok had voorzien, staat bij mij vast.

– U bent ook nog koster van de R.K. kerk nietwaar? Is dat een drukke betrekking?

– Van 14 april af ben ik koster van de kerk; daarmee is heel wat te doen en ik ben blij dat “m’n jongens”me er flink mee helpen. Zegt U zelf, was met het overlijden van onzen Pastoor Snelting de boel in orde of niet!”

– Kan U het met den nieuwen pastoor goed vinden?

– Heel goed! Dat is ook “een besten heer”.

– Dan bent U ook nog aannemer van begrafenissen.

– Laten we daar maar niet over spreken, want dat is zo’n treurig onderwerp en ik woon al dicht genoeg bij het kerkhof.

– Blijft u nog een beetje “nachtwaken?”

– Verleden jaar hebben ze mij met pensioen willen sturen, maar toen had ik er niet van terug. Ik word nu 60 jaar en met 65 jaar moet ik er officieel uit. We zullen wel eens zien: het pensioen wordt ook elk jaar slechter misschien ga ik er wel eerder uit.

Zoo gaf de Blaricumsche nachtwacht, die het oude Blaricum met wijlen Brandsma den veldwachter en den vroegeren tweede nachtwacht Gerrit Krijnen op z’n duimpje kent, zijn visie op enkele dingen. Maar hij is ook in dit opzicht een echte Blaricummer: hij laat niet meer los, dan hij kwijt wil wezen. Alleen wanneer men zijn gevoelige snaar aanraakt, d.w.z. de samenvoeging van Blaricum en Laren, dan vertelt hij in geuren en kleuren hoe de strijd voor de zelfstandigheid van Blaricum is gevoerd en hoe wijlen wethouder Piepers de beslissende conferentie in Den Haag heeft gehad. Want toen was het zoo, zegt Jacob Vos, “dat je maar rekenen moest dat we al verkocht waren aan Laren, maar nog niet geleverd!”

Tot die “leverantie” is het tot groote voldoening van den Blaricumschen nachtwacht toen niet gekomen.

Bron: Laarder Courant de Bel via GooienVechthistorisch.nl dd. Februari 1922

Lammert Vos 40 jaar koster Vituskerk

17 januari 1978 (Blaricum)

Lammert de Koster (71) is deze maand 40 jaar koster van de Vitusparochie in Blaricum. Weinigen zullen weten dat zijn eigenlijk naam Lammert Vos is, maar omdat hij deze functie al zo lang uitoefent heeft de Blaricumse bevolking hem naar een oud-Nederlands gebruik, genoemd naar het werk dat hij zo dolgraag heeft gedaan en nog doet.

“Koster is manusje van alles”
Als je de koster vraagt wat nou eigenlijk zijn werk is, haalt hij schamper zijn schouders op en mompelt wat. Na enig aandringen zegt hij tenslotte: “ach, je bent sleutelbewaarder, je moet alles bijhouden wat er in en buiten de kerk gebeurt en ik regel begrafenissen. Bij de zwaardere klussen krijg ik assistentie van mijn zoons”.

Toekomst
Toen Lammert Vos 7 jaar was, zette hij zijn eerste schreden in het huis waar hij nu nog woont, pal naast de pastorie. Zijn toekomst lag eigenlijk al vast: pa was koster bij de parochie en het lag voor de hand dat Lammert zijn vader in de voetsporen zou volgen. Op 1 januari 1938 was het dan zover en hij laat het oude bij het oude en wordt koster op 31-jarige leeftijd. “Het is een roeping, je moet niet naar uren kijken want op de mooiste dagen zit je aan je werk vast” aldus de vrolijke koster, die op een vraag of hij het nooit erg heeft gevonden om te moeten werken als iedereen vrij heeft antwoordde: “Nee man, je bent daar helemaal in gegroeid”.

Kinderen
Veel oudere mensen hebben het niet makkelijk in deze snel veranderende maatschappij maar voor de koster levert dat helemaal geen problemen op.
Geen wonder, met 7 dochters en 4 zoons en maar liefst 13 kleinkinderen. “Door mijn kinderen ben ik altijd met de tijd meegegaan.”
Er is veel veranderd, niet alleen in het leven van de koster, maar ook in het hele plaatselijke gebeuren. Vroeger was het volgens Lammert een rustige en zeer besloten bevolking, in tegenstelling tot het huidige leven dat veel meer openstaat. De koster is trots op “zijn” oude dorp en bedoelt dan voornamelijk het oude centrum dat qua karakteristiek niet is aangetast.

“In gedachten zie ik al die mensen nog lopen in hun prachtige klederdrachten, helaas is dat langzaam weggeëbd”, aldus de koster, die bij het uitspreken van die woorden, misschien met heimwee, naar buiten keek. Lammer de koster vertelde dat Blaricum oorspronkelijk een boerengemeente is geweest met veel Erfgooiers, die een gemeenschappelijke weide bezaten op de Meent. De weide is er volgens de koster nog wel, maar hij is voor het grootste gedeelte bebouwd met woningen. “De boerderijen die er nog staan, worden zoveel mogelijk in ere gehouden”. Het komt nog wel eens voor dat, zoals hij die mensen noemde, “vreemde vogels” (mensen die van buiten in Blaricum komen wonen) een en ander willen aantasten en dan doelde de koster voornamelijk op bepaalde acties van bijvoorbeeld een weg afzetten of het weren van verkeer.

Lammert Vos woont in een prachtig gedeelte van het dorp, zoals gezegd pal naast zijn kerk en het kerkhof, plaatsen waar hij dagelijks te vinden is. “Als ik over dit terrein loop is het net of het allemaal van mezelf is.” Aldus de koster met een enigszins trotse blik in z’n ogen. Een kleinzoon van de koster reageerde eens tijdens een gesprek met de woorden “opa’s kerk”. Ondanks zijn tamelijk hoge leeftijd staat Lammert nog vol in het leven. Verleden jaar nog werd hij gekozen tot Prins Carnaval “Dat ze je op die leeftijd nog willen hebben, prachtig is dat”, reageerde de jubilaris. Ook bij andere zaken dan carnaval weten ze de koster te vinden en hij fungeert dikwijls als vraagbaak voor de plaatselijke bevolking en dat komt, zei de koster “doordat ik tussen de priester en de mensen in sta”.

Bron: Laarder Courant de Bel via GooienVechthistorisch.nl dd. 17 januari 1978

Bestandsnaam: DBL 19780117 Lammert Vos 40 jarig jubileum
Bronvermelding: Laarder Courant de Bel via GooienVechthistorisch.nl
Geschiedenis Item: Januari 1978